Diagnose
Leerlingen met AD(H)D vallen vaak op door problemen met de concentratie bij het uitvoeren van hun taak. Andere leerlingen vallen meer op door hun beweeglijkheid en andere leerlingen vallen weer meer op door hun impulsiviteit.
Wanneer er de indruk is dat er sprake is van AD(H)D kunnen bovenstaande symptomen ook andere oorzaken hebben.
Om te beslissen of er sprake is van AD(H)D kan onderstaande lijst worden ingezet (Jeninga, 2008):
- Is er sprake van leerproblemen zoals bijvoorbeeld dyslexie of dyscalculie.
- Wanneer hulp bij concentratieproblemen niet helpen kijk of er problemen zijn met het beheersen van de studievaardigheden.
- Heeft de manier van les geven door de leerkracht invloed op de leerling? (duidelijke instructie, afstemming, motiverende methodieken)
- Wordt de leerling niet gestoord door zijn omgeving. Hiervoor kan de omgevingsfactoren concentratielijst van Bakker-Beens e.a. (1995) gebruikt worden.
- Wat is de lichamelijke conditie van de leerling?
- Stel vast of de emotionele gesteldheid niet een reden is voor concentratie problemen (pesten, situatie thuis, faalangst)
Door middel van een ABC-observatie kan het gedrag van de leerling in kaart worden gebracht en kan er gekeken worden welke invloed de leerkracht heeft op het gedrag van de leerling.
Om de zwakke werkhouding en de concentratie problematiek in kaart te brengen kan een gerichte observatie uitgevoerd worden met een Tijdsteekproef van Bakker-Beens e.a. (1995).
Als leerkracht, IB'er en gedragsspecialist kan er alleen een hypothese worden gesteld. De diagnose AD(H)D kan echter alleen gesteld worden door een kinder- en jeugdpsychiater of een gespecialiseerd kinderarts.
Bronnen:
- Bakker-Beens, D., Gierling, C. & Meugheuvel, L. van de (1995) Voor gedrag een 8. Nijmegen: Uitgeverij Berkhout.
- Jeninga, J. (2008). Professioneel omgaan met gedragsproblemen. Praktijkboek voor het primair onderwijs. (2e druk, 2e oplage). Baarn: HBuitgevers.
Maak jouw eigen website met JouwWeb